To komma or not to komma

Een welverdiende adempauze

 

De komma wordt gebruikt om een tekst te verduidelijken en om tijdens het voorlezen even rust te nemen. Wanneer gebruik je deze precies? Zoals voor zoveel verschijnselen in deze taal, bestaan voor de komma ook geen vaste regels. Zelf doe ik het vaak op gevoel. Om dan tijdens de revisie de helft van de komma’s te schrappen. Heb je moeite met het gebruiken van de komma? Dan zijn hier enkele handige uitgangspunten.

De komma wordt doorgaans gebruikt:

  • In een opsomming (maar niet voor ‘en’):

In haar tas zat een telefoon, portemonnee, zonnebril en flesje water.

  • Tussen bijvoeglijke naamwoorden die iets zeggen over het volgende zelfstandige naamwoord:

Het was een groot, eng huis.

  • Tussen twee persoonsvormen in samengestelde zinnen:

Als je te laat bent, krijg je straf.

  • Voor of na een aanspreking:

Kim, kom je eten?

  • Na een aanhef in een e-mail of brief (in België is dit niet verplicht):

Geachte mevrouw Peters,

  • Na een groet onderaan een e-mail of brief:

Met vriendelijke groet,

  • Voor en na een bijstelling:

Ruud, die zijn vierde boek schreef, zat over zijn laptop gebogen.

Een komma voor ‘die’ en ‘dat’

Voor de woordjes ‘die’ of ‘dat’ hoeft niet altijd een komma gebruikt te worden. Dit is afhankelijk van de betekenis van je zin:

De restaurants, die sinds oktober gesloten zijn, mogen weer gasten ontvangen.

In dit voorbeeld mogen alle restaurants weer gasten ontvangen.

De restaurants die sinds oktober gesloten zijn, mogen weer gasten ontvangen.

In dit voorbeeld mogen enkel de restaurants die gesloten zijn sinds oktober weer gasten ontvangen. Er zijn ook andere restaurants die niet gesloten zijn en geen gasten mogen ontvangen.

Voegwoorden

Voor voegwoorden gebruik je vaak een komma. Dit zijn woorden die twee zinnen aan elkaar plakken, bijvoorbeeld omdat, doordat, want en maar. Voor het voegwoord ‘dat’ wordt geen komma geplaatst.

  • Hij komt niet, want hij moet zijn huiswerk nog afmaken.
  • Hij heeft spijt dat hij zijn huiswerk nog af moet maken.

En een komma voor ‘en’?

Voor het woordje ‘en’ gebruik je doorgaans geen komma, tenzij dit de betekenis van je zin verduidelijkt. Dit laatste is het geval in het volgende voorbeeld:

Koen ging boodschappen doen bij Jan, de eigenaar van de slagerij en de supermarkt.

Jan is de eigenaar van de slagerij en de supermarkt.

Koen ging boodschappen doen bij Jan, de eigenaar van de slagerij, en de supermarkt.

Jan is alleen eigenaar van de slagerij.